…dat je beter in je bed kan blijven liggen. Die heb je ook hier. Ik althans.
Het begon al niet vlekkeloos toen ik vanochtend bij een kraampje op straat een mangosmoothie bestelde. Twee stappen en van top tot teen onder de gele smurrie. Sommigen weten dat ik in 15 minuten mijn koffer heb gepakt. Ik kan je zeggen dat daar niet heel veel kleren in zaten. Ik weet nu al dat de mango met melk er niet uitgaat. De Antilliaanse beveiliger vindt het maar wat amusant. Dat is het eigenlijk ook wel.
De rest van de ochtend hang ik bij Saint Tropez. Als ik maar gewoon blijf zitten, kan er ook niet zoveel misgaan. Behalve dan vergeten muggenshit op te smeren. Mijn benen worden steeds gespikkelder. Oh ja en ik ben de antiprikshit ook vergeten.
Dan maar muziek, dat leidt af van de jeuk. Een tijdje lig ik zo in de schaduw. De schaduw ja. Vandaag is zo’n dag dat ik genadeloos verbrand, schat ik zo in.
In de middag wil ik naar Porto Marie. Ok. Geen idee hoe ik moet rijden. Ik bekijk de kaart. Zandweggetjes. Geen paniek. Had Linda me al voor gewaarschuwd. Bij Mundo Bizarre vraag ik voor de zekerheid de weg. Ze zitten met z’n drieën buiten. De barkeeper, de chef en nog een jongen. Alledrie kijken ze me aan alsof ik gek ben geworden. ‘Ga jij in je eentje naar Porto Marie?’ Ok, niet op gerekend. ‘Kan dat niet dan?’ Het antwoord is resoluut: nee. Niet als je daar niet bekend bent, niet als je ook maar even laat zien dat je de weg niet kent, niet als je verkeerd rijdt en in een buurt terecht komt waar zelfs de politie niet wil komen. Niet aan die kant van het eiland. Ik slik. Ik neig, uit gewoonte, naar een ‘ja maar’. Ze zien het. ‘We vinden straks alleen nog maar je zwarte jurkje terug.’ Point taken. ‘Ga maar naar Mambo, dat is hier rechtdoor en dan aan je rechterhand.’ Goed idee, dat ga ik doen. Ik kijk naar mijn auto die zwaar ingeklemd staat tussen twee andere auto’s. De barkeeper vertelt me hoever ik naar achter kan. De andere twee gaan er eens even goed voor zitten. Binnen een halve minuut ben ik uitgeparkeerd. For the record.
Uiteraard rij ik Mambo Beach vijf keer voorbij. Goed, gevonden. Heerlijk. Zon, strandbedje, zonnebrand, muggenshit, boekje (Kluun, Haantjes, hilarisch).
Na drie uur wil ik terug. Het is rustig op de parkeerplaats, op wat verdachte personen na. Er staan zo’n 30 auto’s. Als je alleen reist moet je vaak je ‘ik weet precies waar ik mee bezig ben’ gezicht op zetten. Zo ook nu. Ik heb geen idee welke auto van mij is. Zilver. Er vallen 20 auto’s af. Zo nonchalant mogelijk loop ik de parkeerplaats op. Ik druk op het ‘open deuren’ knopje aan mijn sleutelbos. Er gebeurt niets. Waarom, echt, zitten er 4 fokking knopjes op, vraag ik me af. Ik druk op het goede knopje. Er klinkt een piep. 100 meter verderop, dat wel. Check, auto gevonden. Ik weet waar ik mee bezig ben, ik val niet op, ik ben de coolness zelve. Zonnebril op, tas op passagiersstoel, auto starten. Alarm. What the fuck. Alarm??? So much voor niet opvallen en weten waar je mee bezig bent. Ok geen paniek. Ik weet hoe dit uit moet. Knopje, pauze, knopje. Uit. Nog een keer starten. Weer alarm. Nee Minke, goed bezig, bijna onzichtbaar. Knopje, pauze, knopje. Starten. Hallelujah. Het werkt.
Ok, chill, nu weet ik waar ik mee bezig ben. Rijden. Links af, dan alleen maar rechtdoor. Na een paar honderd meter kan ik niet meer rechtdoor. Ik moet rechts. Ik rij door prachtige straten met gekleurde huizen en kerken. Even overweeg ik te stoppen voor foto’s, maar denk aan de woorden over alleen een zwart jurkje terugvinden. Gewoon blijven rijden bedenk ik. Geen idee waar ik ben, tot ik een bekende rotonde zie. Ik snij minstens vijf auto’s af (ik hing niet genoeg achterover), maar het lukt. Ik ben terug.
Nadat ik me omgekleed heb, ga ik wat eten op het Wilhelminaplein. Onderweg laat ik mijn iPod vallen en waait mijn rokje op terwijl ik langs een bomvol terras loop. Karma was nog niet klaar met mij. Ik plof neer, bestel een witte wijn en een Stoofpotje volgens Antilliaans recept. Toch maar gedaan én gered allemaal. Het is geweldig, alleen op vakantie, maar wel avontuurlijk :).
Morgen ga ik Linda naar haar werk brengen en dan naar Zanzibar. Dat kon, volgens haar. Nieuw avontuur. Voor nu eerst nog maar een wijntje.
Eén gedachte over “Zo’n dag”