Een hele grote blauwe emmer voor mij. En een kleinere variant in het wit voor mijn zusje. Zo gingen wij vroeger in bad. We speelden met Ariël, Botje en Prins Eric uit De Kleine Zeemeermin, gekregen bij McDonalds. HappyMealBotje, dat gele visje, had een extra feature: die spoot water als je hem fijn kneep. Bij voorkeur koud water. Dat zorgde voor memorabele ruzies tussen mij en mijn zusje, maar dat terzijde.
Ariël werd per badsessie zo’n 44 keer van de dood gered door Prins Eric. En altijd onder barre omstandigheden. Het was namelijk bijna altijd een storm die het leven van Ariël bedreigde. Een hele hevige, met heel veel golven. Het water in onze emmers was de zee. En heel hard heen en weer schudden in de emmer, was de storm.
Ik zie mijn moeder nog de badkamer binnenkomen. ‘Wat een waterballet weer, dames.’ En niet per se zonder irritatie. Ik snapte dat nooit. What was not to like? Ariel was 44 keer van de dood gered, mijn zusje en ik hadden de Botjesruzie vaak alweer bijgelegd en ja, er lag wel water her en der, maar jeetje, dat is toch zo opgeruimd?
Vorige week leerde ik dat sommige woorden ineens een andere betekenis krijgen, zo gedurende je leven. Emily bedacht dat broccoli heel erg geschikt is om je haar mee te kammen. En daarna dat doperwtjes heel erg leuk zijn om je moeders haar mee te kammen. Niks aan de hand, moet kunnen. Gaan we gewoon lekker douchen. Kleren uit, douche aan. De 10 Nijntjes, evenzoveel dolfijntjes én het badboekje van Dikkie Dik allemaal netjes klaargezet. Gezellig.
Nee dus. Douchen was ineens Groot Drama en Heel Erg Eng. Emily ging precies zitten waar het water haar net niet raakte en ze toch met bovengenoemd speelgoed kon spelen. Iedere poging van mijn kant om haar onder de waterstralen te lokken, werd vakkundig genegeerd. Haar optillen werd beloond met een gilpartij die zijn weerga niet kende. En de broccoli zat nog steeds in haar haartjes.
Ik besloot het water dan maar naar de Emily te brengen. Dat was een slecht idee. Het moment dat ze zich realiseerde wat er gebeurde, schrok ze enorm en zette ze het op een kruipen. Ze keek niet waarheen. Haar knietjes glibberden over de badkamervloer richting toilet. Boink. Au. Gillen. En hard ook. Ik pakte haar op en bracht haar terug naar de 10 Nijntjes en evenzoveel dolfijntjes. Ik kuste haar op de rode plek op haar hoofd en nam haar op schoot. Heel langzaam schoof ik steeds een beetje meer naar de douche. Alle speelgoedjes bewogen mee. Dit werkte beter: mijn uitlopende mascara zorgde er keurig voor dat ik niks meer zag en ik kon op de tast prima haar haartjes bezwitsallen. De crisis was bezworen. Emily blij, ik blij.
Toen ik drie kwartier later (eerst de fles, het Tandie de Tandenborstelfestijn, het voorlezen van anderhalf Dikkie Dik verhaaltje en het welterusten zeggen van de hele wereld) de badkamer weer binnenkwam om de schade op te nemen, hoorde ik het mezelf zeggen. ‘Djiez, Emily, wat een waterballet.’ En niet geheel zonder irritatie. Werkelijk alles was nat. En dat betekende nog even niet bankhangen na een dag werk, babyspitsuur en douchedrama.
Ineens begreep ik mijn moeder. Mijn waterballet van vroeger was een vanzelfsprekend bijproduct van Prins Eric’s reddingsacties. Haar waterballet van vroeger betekende een boel extra werk.
Ik pakte een oude handdoek en maakte de vloer droog. ‘Diep in de zee’, zong ik zachtjes terwijl ik de speelgoedjes in hun mandje legde. Emily kletste in bed met haar knuffeltje. Ik bedacht me dat ik dit nog heel, heel erg vaak zou gaan doen. Er zouden nog een hoop Nijntjes, dolfijntjes en andere speelgoedfiguren spannende avonturen gaan beleven in deze badkamer. Met Emily als choreografe van de meest prachtige waterballetten. En ik als trotse toeschouwer. Met corvee.