Nee, Emily, laat het koffietafeltje maar even staan. Schat, we doen niet lopen op de bank. Ga maar lekker zitten. Nee, ook niet over de rand hangen, straks val je. Liefje, geef mama’s telefoon maar even hier. Nee, doe die sleutelbos maar niet door het kattenluikje. Popje, zit maar niet met je snothandjes in mama’s koffie. Emily, niet met je snotkoffiehandjes aan de televisie. Liefje, zullen we niet aan de volumeknop draaien? Daar schrok je vorige keer zo van, weet je nog? Ja schat, dat is een broodkorstje. Dat kun je inderdaad eten. Maar deze is van twee week geleden, eet die maar niet. Waar haal je dat überhaupt vandaan? Ah, daar is mama’s mascara ook, wat een goede verstopplek. Nee, als we naar bed gaan, doen we de schoentjes uit. Emmy, 15 billendoekjes zijn echt meer dan genoeg, lief dat je mama even helpt. Blijf je dan nu alsjeblieft even liggen zodat ik je luiertje vast kan plakken? Kaboutertje, hou nou even op met steeds mama’s bril van haar neus af te trekken. En liefje, zullen we de pindakaashandjes even met iets anders schoonmaken dan mama’s rokje?
In mijn oneindige wijsheid als wannabe moeder, daarna moeder in spe en nog later als moeder van een mini-baby, had ik me voorgenomen geen neemoeder te worden. Mijn kind zou vaker ja dan nee horen. Ze zou alles mogen ontdekken. Ik zou niet onder de indruk zijn van vlekken op kleren of kapotte telefoons, brillen of DVD-spelers. Met een flinke dosis geduld, een snufje humor en een stukje pedagogisch verantwoord bijsturen, zou dat helemaal goedkomen.
Zondag ochtend 8.00u. Ik heb er inmiddels zo’n 20 nees op zitten. Emily staat op de bank en kijkt me aan met haar ondeugende lachje en pretoogjes. Ik probeer niet te lachen en haar heel serieus te vertellen dat dit dus niet de bedoeling is en dat ze dus met haar billen op de bank moet en dat het dus zo is omdat mama dat dus zegt. Het lukt niet. Ik moet lachen om de glittertjes in haar ogen en de 6 kleine tandjes die ze blootlacht. ‘Mama heeft nu al wel heel erg vaak nee gezegd, he schat?’ Ja. Mama is een neemoeder. En mama baalt daarvan.
Later die week zijn we in het winkelcentrum. De groene buggy die altijd in de auto ligt, is om duistere redenen thuis achter gebleven. Dus loop ik met 11 kilo gillend kind onder mijn arm de Hema in. Ik zet haar op de grond. Ze sprint weg. ‘Blijf maar even bij mama, schat’ benoem ik keurig gewenst gedrag. Geen effect. Ik gris een rol wattenschijfjes uit het vak en ren achter het blonde poppetje aan. Als ik haar handje vasthou, wringt ze zich vakkundig los. Als ik haar optil, gooit ze al haar 11 kilo in de strijd om zichzelf weer te bevrijden. Als ik haar bij haar kraagje pak, laat ze zich schaterlachend op de grond vallen. Het neequotum van vandaag wordt in tien minuten ruimschoots overschreden. Het is wennen, zo’n lopende dreumesbaby. En het is dom, zo zonder buggy.
Die avond maken we een wandelingetje. Emily rent over de stoep richting roze kinderfiets van haar buurmeisje. ‘Die, die!’ roept ze. Onderweg ziet ze in een voortuin een bal liggen. Weer ‘die, die’ en ze sprint de tuin in. Twee buurtkindjes van een jaar of drie volgen haar. Ze gaan voor haar zitten en komen met hun gezichtje heel dicht bij dat van haar. Emily is zowel bal als fiets vergeten. Als bevroren blijft ze zitten. Ze kijkt terug. ‘Dikke boef!’ roepen ze. Ze geeft geen krimp. ‘Jij hebt snot! Bah!’ Emily kijkt de kindjes strak aan. Met inderdaad een fikse snottebel. Ze vergeet de groene klodder zelfs naar binnen te slurpen, zoals ze normaal altijd doet.
Ik zie dat ze het spannend vindt. De kindjes zijn niet bepaald aardig. Eigenlijk wil ik roepen dat ze zelf snot hebben en nog veel grotere boeven zijn, maar dat doe ik niet. Ik ga vlak achter Emily zitten, leg mijn hand op haar rug. Ze reageert niet. Ze blijft stoicijns de kindjes aankijken. Ze vinden het maar saai, zo weinig respons en haken af. Emily draait zich naar me toe en slaat haar armpjes om me heen. Ze begraaft haar snotgezichtje in mijn haar. ‘Spannend he schat? Dat was spannend.’ Dapper ding, denk ik.
Ja. Ik ben soms een neemoeder. Maar ik doe mijn best voor vaker ja. En ik ben niet onder de indruk van vlekken in haar kleren. Wel in die van mij als ik nog naar mijn werk moet. Ik draag met liefde de bril waar zij een pootje van af trok en waarvan de opticien geen zelfde meer had en nu scheef op mijn hoofd staat. De DVD speler doet het nog, net als mijn telefoon. Mijn Emily mag alles ontdekken, ik zit vlak achter haar en hou mijn hand op haar rug. En zorg dat de wereld haar niet verovert voordat zij klaar is om de wereld te veroveren. Maar ze blijft wel met haar snotvingers uit mijn koffie.
Lees ook andere verhalen over moeder zijn.