Hij zit wijdbeens op een rij met winkelwagentjes, vlak voor de uitgang van de supermarkt. Zijn benen rusteloos, grote zwarte kisten wiebelen heftig heen en weer. Gescheurde, vlekkerige spijkerbroek. Hij leunt met zijn ellebogen op zijn knieën. Draagt een zwarte trui met capuchon. En een petje. Ooit wit, nu vuilgrijs. In zijn oren rijen ringen van zwartig zilver. Onder zijn oog een schimmige tattoo. Begin dertig, denk ik. Iets ouder dan ik.
Terwijl ik mijn zware boodschappen in de niet zo stevige plastic tasjes veilig op mijn fiets probeer te binden, heeft Emily haar jas uitgetrokken. En is ze er met haar modderlaarzen op gaan staan. Armpjes over elkaar, ze kijkt me aan. “Doe je je jas aan?” “Nee.” “Emily, doe je jas aan.” “Neeeeeeeeeeeeee” gilt ze stampvoetend. Zoals alleen kinderen dat doen. Doorgaans. Hij lacht. “Mijn dochter doet dat ook” zegt hij terwijl hij van de winkelwagentjes afspringt en op Emily afloopt. Hij knielt. Pakt haar jas. Zijn korte nagels aan zijn vieze vingers zijn bevangen met zwart vuil. Hij schudt Emily’s jas uit en houdt deze in de lucht. “Mooie jas, hele mooie jas.” Emily lacht: “Mijn jas, mijn jas”. Zonder verdere aansporing trekt ze haar jas aan en kijkt breed lachend naar de man. “Ik heet Spoodie en jij?” “Emily!” Haar ogen twinkelen.
Alarmbellen bij mij: onverzorgd type, vast drugs. Dakloos of nog net dakhebbend, maar dat kon niet lang duren. Niets beters te doen hebben dan wiebelig op winkelwagentjes zitten bij de supermarkt. Het maakt mij niet uit, maar niet te dicht bij mij en mijn kind komen, alsjeblieft. “Kom maar Emily, we gaan naar huis.” Hij loopt met haar mee naar mijn fiets. “Hoe oud is ze?” “Drie” zeg ik vlug, terwijl ik haar haastig in haar kinderzitje zet. “Mijn dochter is vijf. Ik heb haar al een half jaar niet gezien.” Hij kijkt niet naar mij, maar naar Emily. En ik kijk naar hem. Zie verdriet in zijn ogen. Zijn ogen die een beetje zijn dochter zien in Emily. In Emily die zich niet bewust is van schimmige tattoos of rouwrandjes onder nagels. En hem net zo tegemoet treedt als alle andere mensen die ze tegenkomt: open en met haar ontwapenende twinkeloogjes. Goedlachs. Vol vragen. “Hoe heet ze, je dochter” vraag ik. Hij slaat zijn ogen op naar mij en slikt zo onzichtbaar mogelijk iets weg. “Lola.” Met dezelfde vadertrots als elke papa. En ogen die verraden dat het heus allemaal niet de bedoeling was geweest. Dit. Die verraden dat er meer dromen zijn vervlogen dan iemand ooit zal weten. En een beetje hoop laten doorschemeren.
“Wat heb jij in je neus?” Emily wijst naar de ring in zijn neusschotje. “Dat heet een piercing. Gek he?” “Ja, heel erg gek” antwoordt ze. We lachen. “Nou ga maar lekker naar huis, meid” besluit Spoodie het gesprek. Emily zwaait uitbundig. “Fijne dag nog” roep ik. Hij steekt zijn duim omhoog en knipoogt.
Pas dan zie ik het: Spoodie lijkt op mijn vader. Een jonge versie. Dezelfde openheid, dezelfde vuile kleren. Dezelfde zeggende ogen. Dezelfde nagels met vuil bedekt. Dezelfde grote handen. Het moet een gek gezicht zijn geweest, vroeger. De lange man met kisten, FC Groningen sjaal, kapotte broeken en – een hele tijd- een zwarte leren jas, bijna tot aan zijn enkels. En dan aan zijn hand een klein blond meisje met steevast een Barbie. Soms onderweg naar de bioscoop, soms naar de kroeg. Vaker geen huis dan wel. Dus als we elkaar zagen, was dat in de stad. Nooit was ik me er van bewust waarom mensen soms onderzoekend naar ons keken. Pas later, veel later kon ik dat plaatsen. En toen eigenlijk nog niet goed. Dat was gewoon mijn papa. Ja, een beetje anders dan andere papa’s. Maar veel grappiger ook, dus ik zag het probleem niet.
Al fietsend schaam ik me voor mijn terugdeinsreactie in de Spoodie-ontmoeting. Ik moet beter weten. En ik moet zeker beter leren. Er anders uitzien dan anderen maakt je niet minder mens. En niet minder vader. Dat het leven soms rechts inhaalt of dat keuzes ongelukkig worden gemaakt, dat maakt je nog geen uitschot. Dat zag Emily heel goed. Gelukkig.
Slik, puf, ja Emily, goed opgemerkt. Wat schrijft mamma toch mooi.
En toch een heel begrijpelijke, instinctieve eerste reactie, hoor. Beschermdrift naar je kind toe. Mooi stukje.
Het is vaak ons eerste reactie. Maar goed dat kinderen zo onbevooroordeeld zijn.
Waar gaat het fout?…