Ik ben zo blij dat je er was

Ik ben blij dat je me hebt leren zien dat alleen nu en vandaag belangrijk is. Dat je moet kijken naar de dingen die je hebt en niet naar de dingen die je niet hebt. Dat het leven een groot avontuur is.

Lieve, lieve mama, ik ben blij dat jij mijn mama was. Ik ben blij dat je was zoals je was. Ik ben zo blij dat je er was. 

Dit zei ik jou bij jouw afscheid, want ik dacht dat je dat mooier zou vinden dan gevloek over het feit dat je dood was. Bovendien meende ik het. Je levenslessen neem ik nog steeds elke dag ter harte, zo goed als ik kan.

En vandaag dacht ik dat het wel zou gaan, allemaal. Ik stond anders op dan eerdere jaren. Minder zwaar en minder verdrietig. Ik dacht: misschien omdat ik gister tot laat jouw lievelingsnummer heb meegezongen. Of omdat ik heel liefdevol werd vastgehouden vlak nadat ik wakker was. Of misschien was voor het zesde jaar jouw sterfdag herdenken wel gewoon makkelijker dan de jaren daarvoor en krijgen dingen dus wel echt een plekje. Ik heb het dapper geprobeerd, maar wederom blijkt: ik kan het niet zo goed, deze dag.

Want ik mis je elke dag en elke dag meer. En op vandaag het meest. Want nu zijn er weer 365 dagen die jij hebt gemist. En die je nooit had willen missen. 365 dagen die je ten volste tot je had genomen als je er nog was geweest. En dat zes keer. Want zes jaar.

Stel dat ik je nog eens zou kunnen spreken of zien, dan zou ik je nooit meer kunnen bijpraten over die 2109 dagen. Over de minstens 22000 lachjes van je kleindochter die allemaal even mooi waren en de eerste echte lach van je kleinzoon waar je helemaal van in het weke zou zijn geraakt, geloof me. Over de vragen die ik had en de antwoorden die ik vond. Over de dingen die ik meemaakte van goed tot slecht tot fantastisch en alles daartussen. Over alles dat je hebt gemist. En ook: alles dat ik heb gemist. Want wat hadden we nog veel kunnen meemaken.

Ik blijf bij mijn woorden: ik ben zo blij dat je er was. Zoals je was. Maar ik vind ook het onbeschrijfbaar verdrietig dat je er niet meer bent. En dat vind ik vandaag een beetje extra. Dat is toch ook leven in het nu en vandaag? Morgen is weer een nieuwe dag, toch? Mam?

Dag 1 van jaar zeven maar even zo goed weer een nieuw avontuur. Want dat is het leven. En daar gaan we voor. Elke dag.

Dank je, lieve, lieve mama. Voor dat je er was.

 

 

Laat me nog blijven tot dan

“Weet jij eigenlijk of je begraven wil worden, of gecremeerd?” Bij mij thuis hadden we vroeger stevige gesprekken. Het was een vraag van mijn moeder met daarna een vurig betoog over haar wens om gecremeerd te worden. As tot as, dat werk. “Ik wil gewoon niet dood” was het antwoord waar zij het mee moest doen. Dood was voor mij toen een abstract begrip. Inmiddels is doodgaan een concreet werkwoord voor me geworden. Want ik heb het van veel te dichtbij gezien. Destijds was ik bang om dood te gaan. Vandaag is mijn angst heel anders.

Vroeger was ik bang voor alles. Mensen (verlegen), spinnen (nog steeds), wespen (ook op meters afstand), nieuwe dingen (want ik had ze nog niet gedaan), noem maar op. Ik was ook vooral heel bang dat mijn ouders dood zouden gaan. Het heeft me zelfs een half jaar lang 24 uur thuiszitten met slopende paniekaanvallen opgeleverd. Geen grap. Ik dacht dat ik angst kende. En toen zoveel me ontviel, dacht ik dat ik niet meer bang hoefde te zijn. Ik had immers alles overleefd.

Tot ik laatst besefte dat er een groot, zwart gat aan angst was overgebleven. Het kleeft aan me. Het zit in alles wat ik doe. Elke dag. Ik durfde het niet te zeggen, ik wilde er niks mee. Ik wilde dat het verdween en als ik er niet aan zou denken, dan zou het er ook niet zijn. Maar zo werkt dat niet met angsten. Hoe harder je ze weg probeert te negeren, hoe harder ze er zijn. Dus biechtte ik laatst snikkend op: ik ben bang om dood te gaan.

Dat dacht ik ook echt. Dat ik bang was om dood te gaan. Ik dacht dat dat het was. Dat was het niet.

Ik kan prima doodgaan. Het zou wel wat tragisch zijn op mijn tweeëndertigste, maar er gebeuren ergere dingen. Ik heb van dichtbij gezien hoe het werkt en weet welke maatregelen ik kan nemen om het geen idiote lijdensweg te laten zijn als het al niet met een fataal in-een-klap auto-ongeluk gedaan zou zijn. Wat ik niet kan? Afscheid nemen. Dát is mijn angst. Niet van mijn leven an sich. Maar van mijn kind. Ik kan geen afscheid nemen van mijn kind. Nooit. Niet.

Het moet ooit, dat weet ik wel. En bewaar me, laat mij als eerste gaan. De andere optie vindt al helemaal nooit een weg naar mijn gedachten, dat bestaat gewoon niet. Maar laat me alsjeblieft afscheid nemen dan, als het toch moet, van een prachtige dame in de vijftig. Met een rijk leven en rugzakken vol wijsheid. Met een leven zoals zij het wilde en niet anders. Met nooit meer mij nodig. Laat haar zien dat mijn leven vol genoeg was voor twee levens. Laat haar dan een beetje opgelucht zijn dat ze mijn pampers niet meer hoeft te verschonen en mijn demente verhalen niet meer hoeft te beluisteren. En me missen. Een beetje, maar niet te veel.

Laat me nog blijven tot dan. Anders kan ik het niet.