Ik zal eerlijk bekennen: ik moest tellen vandaag. Van hoeveel jaar geleden. En ik schaamde me een beetje. Het waren er acht. En het leken er achtentwintig. En toch ook alsof ze er gister nog was. Tijd bestaat blijkbaar niet als iemand dood is. Dan voelt elke minuut als tergend langzaam en vliegen ze tegelijk steeds sneller voorbij. Je kijkt niet uit naar een weerzien, je telt niet af tot die knuffel. Die stem. Die zoen. Die warmte. Je telt oneindig af naar niets. Naar nooit. Nooit meer.
En het verdriet verdwijnt niet, velen denken dat. Het verandert alleen. Het verdriet verzinkt in de tijd. Het is er steeds, steeds weer, steeds opnieuw. Elke minuut, elk uur, elke dag. Onder een sluier van alles gaat goed en we moeten toch door, sluimert het verder. Bij mij, althans. Het krijgt geen plekje, er wordt een plek voor afgedwongen en dat is ook goed. Want doorgaan moet. Lachen moet. Leven moet. Met het gevaar dat je ineens jaren staat te tellen.
Precies tien weken geleden werd ik voor de tweede keer moeder. Wederom een wolk van een baby. Alles er op, alles er aan, nog mooier dan ik had bedacht. En: het was gelijk alsof ze er altijd al was. Een dag, een week, een maand; ik tel ze ook. Maar het zijn mijlpalen die overbodig voelen omdat ze al zo ontzettend bij ons hoort.
Tijd is niets. Tijd maken we vol en vervliegt tegelijk. Tijd is tegelijk alles. Want iets anders hebben we niet.
Ik telde vandaag dus de jaren, mam. Sorry. Het is gewoon omdat het missen niet stopt. Omdat ik zo hard wil dat je hier gewoon nog bent. Elke minuut verder in de tijd, is ook verder van toen je er nog was. Ik wil helemaal niet tellen, want ik wil het niet weten. Het is al veel en veel te lang.
Maar: leven moet. Lachen moet. Dus doen we dat. Zo hard als we kunnen. De hele tijd. Beloofd.