Half acht. Amsterdam. Schiphol. Met in de rug het altijd fantastische CitizenM, mijn go to bij vroege vluchten nadat ik ooit bijna een vliegtuig miste dankzij file. Het vertoeft er goed en zorgt voor ontspannen vertrek. Zo ook vandaag. Uitchecken. Vertrekhal. Nog een knuffel. Ik zwaai. En ik ga. Bijna twee weken weg, alleen, naar het Mexicaanse.
Maar daar ben je niet zomaar. Tien uur vliegen naar Atlanta, in mijn geval. Daarna nog ruim twee uur naar Cancun. Dus eerst maar eens ontbijt. Ik twijfel over McDonalds, kies vervolgens toch maar yoghurt en een grote koffie. Zwerf wat door de winkels en koop verrassend weinig dingen die ik toch niet nodig heb. Wel een potje Elizabeth Arden 8 hour rescue cream voor mijn toch al droge lippen. Nu vermoed ik inmiddels dat die “8 hour” slaat op de hoeveelheid tijd die je nodig hebt om het betreffende blikje open te maken, ik had het 16 uur later in Cancun nog steeds niet voor elkaar, bedankt Elizabeth, ik stuur je nog wel een mailtje.
Mijn stoel is naast het raam en naast een jongen die niets zegt, wat prettig is, want zoveel heb ik zelf ook niet te vertellen. Mijn hoofd zit veel te vol. Bovendien schreeuwt een jongetje van een jaar of vijf op de stoel voor mij onafgebroken: “Mommy, I want my dinosaur!” En als ik zeg onafgebroken, dan bedoel ik dat letterlijk. Zijn moeder geeft ook letterlijk onafgebroken geen antwoord. Maant hem niet tot stilte. Kijkt niet eens zijn kant op. Pakt haar headphones en kiest een film. Als we in de lucht zijn, duwt het jongetje zijn hoofdje tussen stoel en raam richting mij. Hij wijst me op de wolken, de lucht en hoe mooi de zee is. Vraagt me waar mijn kinderen zijn, en mijn zusje. Voor ik kan antwoorden, blijkt de moeder toch te kunnen praten. Henry moet gewoon gaan zitten. Ze pakt eindelijk, zuchtend, zijn dinosaurus.
Er wordt veel gezegd en geschreven over Delta Airlines, maar veel te klagen had ik niet. Er was wifi, het eten was prima, de service perfect en er waren eindeloos veel films. Ok, ik begon met Keeping up with the Kardashians, maar switchte snel naar de dringende kijktip Ask dr. Ruth. De feministe die zichzelf geen feministe wenst te noemen, maar baanbrekend werk deed als het gaat om de positie van de vrouw in de VS en dan met name rondom seksualiteit. Zij ging, eerst op de radio en later op tv, als eerste ooit met Amerikanen in gesprek over seks. Zonder taboes, ze benoemde alles zoals het was. Zo brak ze bijvoorbeeld een lans voor het tot dan toe vrijwel onbesproken vrouwelijk orgasme (goddank leeft ze nog, want there is still work to do). De film laat een scène zien waarin een mannelijke beller vraagt of het gerucht dat hij hoorde waar zou kunnen zijn: dat vrouwen in hun leven een eindig aantal orgasmes kunnen krijgen. Dat ze dus op konden raken. “I have not heared of this rumour” antwoordt ze lachend en knap: oprecht zonder oordeel. Ook sprak ze zich stevig uit voor de keuze voor abortus en nam ze het tijdens het begin van de HIV-epidemie op voor de -wat toen nog genoemd werd- gay-community. “We need research.” Dat alles bovenop een intens verdrietige levensgeschiedenis, ze groeide als “wees van de Holocaust” zoals ze dat zelf noemt, op in een kindertehuis voor Joodse kinderen in Zwitserland waar haar werd verteld dat haar ouders niet meer van haar hielden, in plaats van dat ze gedeporteerd waren.
Vergeef me dit uitstapje, ga de film zien, het maakt indruk. Zo ook nog steeds Henry en zijn moeder als Dr. Ruth mijn schermpje heeft verlaten. Om mij heen nemen de blikken en het zuchten richting het jongetje toe. Hij heeft honger en “Mommy, they are not bringing the food.” Hij morst appelsap, krijgt van de geduldige stewardess een doekje, maar wil zijn handen wassen op de wc want “Mommy, this is not going to work.” Mommy is stoïcijns. Heel erg stoïcijns. Als het Henry te lang duurt voordat ze reageert (ik krijg ontzag voor zijn geduld inmiddels), stompt hij haar in haar zij of op haar schouder. Dan grijpt zij in door zijn armpjes vast te pakken. En lacht Henry hard. Op het moment dat ik ieder moment ingrijpen verwacht van de twintig geïrriteerde passagiers rondom deze stoelnummers, valt hij eindelijk in slaap. Met behulp van weer een vriendelijke stewardess die hem toestopt met een dekentje.
Ik app mijn vriendin dat ik me ineens een behoorlijk adequate moeder voel (op het feit dat ik mijn kinderen thuis heb gelaten na dan). En een paar uur later vind ik dat een beetje flauw van mezelf. Het raakt me hoe ontzettend graag Henry aandacht wil en hoe weinig hij dat krijgt. En het is makkelijk om de moeder hier zonder meer de schuld van te geven. Het houdt me bezig. Ik herinner me een keer terugvliegen met kind en partner terwijl ik 40 graden koorts had en nauwelijks kon ademhalen. Ik weet niet wat ik had moeten doen was ik alleen geweest toen. Ik hoop maar, heel erg, dat het er thuis anders aan toe gaat. Dat ze zich niet goed voelt, deze moeder, en daarom de aandacht nu even niet op kan brengen, vertrouwend op de omgeving. Dat Henry opgroeit in liefde, verder. Dat deze 9 uur een vervelende uitzondering waren op zijn verdere leven vol aandacht en zorg. Omdat het kan verkeren. Immers.
Best een aantal slechte films, veel te grote glazen wijn (waarom zo’n plastic frisdrank beker niet helemaal volgieten, toch, vinden ze bij Delta) en het gedoe met Henry verder, land ik in Atlanta en laten de Amerikanen er geen twijfel over bestaan waar ik me hoe moet melden voor een uitgebreide paspoortcontrole and such. Vragen (welk werk ik doe? Daar heb ik in Nederland al geen goed antwoord op). Handafdrukken. Een foto. En ik mag verder. Nog twee uur wachten. Ik doe wat mailtjes. Kijk wat mensen. En snap niks meer van hoe laat het is.
De vlucht naar Cancún breng ik slapend door, maar niet nadat ik mijn vrij zeldzame “f*ck the f*ck off”-blik moest inzetten op een dronken Amerikaanse zakenman, althans ik hoop dat, want vakantie met zoveel papier lijkt me geen pretje. De beste man was iets kwijt en al “f*ck me” roepend verzekerde hij zich ervan dat het hele vliegtuig hiervan op de hoogte was. Met dubbele tong belde hij vervolgens met iemand over een pick-up die hij “absolutely f*cking needed” omdat hij zijn “f*cking flight” had gemist. Ook nadat het cabinepersoneel twee keer had genoemd dat we op zich al aan het taxiën waren en hij zijn telefoon uit moest zetten. All good, ignore, vond ik. Maar ignore, daar deed de beste man niet aan. Tussen ons was -goddank- een lege stoel die hij vol had gegooid met zijn rotzooi tijdens zijn zoektocht naar wat hij dan ook maar in gódsnaam kwijt was geraakt. Hij belde doodleuk door, op speaker, nog steeds over die “f*cking pick-up” terwijl hij -achteraf zogenaamd- iets zocht in het arsenaal aan meuk op die stoel naast mij. Ineens voel ik zijn hand langs mijn been. Ik kijk opzij, hij belt, rommelt door. Kan gebeuren, denk ik? Toch? Hij is gestresst, ook niet helemaal helder meer, ook aan het bellen. Toch? Net als ik hem het voordeel van de twijfel wil geven en mijn koptelefoon opzet, gebeurt het weer. En nu het bovenste gedeelte van mijn been, laten we het ook maar gewoon mijn bil noemen dan. Ik draai me naar hem toe, werp die blik, zeg ‘no’. Hij kijkt me aan. Zegt niks. Pakt zijn telefoon. “Hi Sheryl, just calling you to say I love you more than anything in the world. No, Sheryl, this is the truth. absolutely. Sheryl, I’ll call you later, the plain is taking off now. Bye, love you.” I kid you not. De totaallul hangt op. Het vliegtuig gaat de lucht in. Hij draagt geen gordel. Ik hoop op een luchtzak.
Dat laatste was teveel gevraagd, maar deze prutser zette me wel aan het denken. Ongeveer dertig minuten, toen gaf ik het vechten tegen de slaap op. Het is niet de eerste keer dat me zoiets gebeurt en ook niet de laatste. Helaas geldt dit voor veel en veel meer vrouwen. Het is misselijkmakend intimiderend gedrag en ik had het liefst mijn nagels in zijn papperige wangen gezet. Toch reageerde ik -en reageer ik- doorgaans veel te mild, vind ik, als ik eerlijk ben. In theorie barst ik uit in een next level scheldpartij tot zo’n “man” snikkend afdruipt. In de praktijk blijkt dat ik, maar ik ken dit ook van medevrouwen en meisjes, een supersnelle systeemanalyse maak die vaak uitmondt in de conclusie dat ik me maar beter een beetje rustig kan houden. Want alleen, maar ook in gezelschap, kan een terecht ingrijpen kwetsbaar voelen. Dat was nu ook zo. Er ging niemand van het personeel komen, want klaar om op te stijgen. Dus wat dan? En ook: het was mijn woord geweest tegen die van deze veel te pocherige Amerikaan die dit absoluut niet voor de eerste keer deed en gegarandeerd in puppy-ogen-modus zou schieten, mopperend dat ik het wel bedacht zou hebben. I’ve been there. Arme Sheryl, dacht ik nog.
Oftewel: ik twijfelde aan mijn reactie zoals ik eigenlijk altijd doe als zoiets gebeurt. Was dit adequaat genoeg? Had ik niet meer stampij moeten maken? De verwijten die wel eens aan mijn adres klonken over mijn “laffe reacties” passeren de revue. Sowieso is de consensus van veel mannen, maar ook een aantal vrouwen, dat als je niet agressief genoeg reageert, je dus niet adequaat genoeg reageert. En dat vind ik, hoe langer ik er over nadenk, een lastige gedachte. Want natuurlijk moet je optreden tegen dit achterlijke gedrag, maar bovenal en boven absoluut alles moet je jezelf veilig stellen. Ik zou ook het liefst een actie hebben uitgehaald die deze man er voor altijd van had weerhouden ooit nog ook maar een seconde te denken aan een k*tactie als deze. Maar dat was me hoe dan ook niet gelukt. Voor die mindshift is meer nodig, helemaal bij dit exemplaar. Namelijk: een steeds luider wordend internationaal debat over wat acceptabel is als het over lichamen gaat die niet van jezelf zijn (spoiler, níks als je geen toestemming hebt). En dat debat is er gelukkig. Sterker nog: ik neem er zoveel mogelijk aan deel. Maar per incident is een inschatting maken ook heel belangrijk, denk ik. Om veilig te blijven. En dus besluit ik, al wegdommelend, dat ik blijf vertrouwen op de systeeminschatting die plaatsheeft als er gevaar dreigt, als ook op de bijbehorende reactie. Tot nu toe heeft het me in ieder geval altijd geholpen. Hoe overzichtelijk dat in dit geval ook was, trouwens, dat wat er gebeurde. Want dat kan vele malen erger.
Ik schrik wakker van de oproep klaar te maken voor de landing en kijk nog snel een laatste aflevering van “Mom” (wie weet waar ik deze serie kan kijken: graag), vul alle visumformulieren in en zie Cancún van boven. Het is er 21:00 en donker. Ik ben blij dat ik er ben. Als ook dat ik afscheid kan nemen van de opperdebiel die alweer in zijn telefoon staat te schelden en daarna Sheryl probeert te bellen. Sheryl neemt niet op.
Buiten staat een taxi klaar en in twintig minuten ben ik in mijn hotel. Ik neem een Corona bij gebrek aan witte wijn (?) en val daarna, ondanks dat ik klaarwakker denk te zijn, vrijwel direct in slaap. Om 6u (Cancún-tijd) word ik wakker. En is het echt tijd voor vakantie.