Ik wilde eigenlijk een stuk schrijven waar Lizzo in voorkwam, omdat ik deze powerhouse bijna onafgebroken luister deze vakantie, soms afgewisseld met de soundtrack van A Star is Born. There she is: Lizzo. Maar ik kan er nu niet teveel op ingaan, want mama was er even, net.
Ja. Mama was er even net. En mama is er bijna nooit. Niet omdat ze er niet wíl zijn, maar omdat ik haar er niet zo vaak láát zijn. Want alles dat mama is, doet pijn. Niet de methode waar ik haar het meeste recht mee doe. Wel eentje die er voor heeft gezorgd dat ik niet totaal ben ingestort ergens in de afgelopen 10+ jaren dat ze dood is. Een zogenaamd contactmomentje beleefde ik. Het ging zo.
Mijn ochtend was lui en relaxed, op het strand, met een boek, met wat kletsen met thuis, met meer lezen, met zon, zee, alles. Toen pakte ik mijn “fiets” en besloot de andere kant van de strandweg te verkennen, met name omdat ik cadeautjes voor de meisjes wilde kopen en nog moest lunchen. Fiets, fiets, fiets, soepeltjes de gaten in de weg ontwijkend, keurig achteromkijkend naar de grote vrachtwagens en bussen die me al dan niet voorzichtig inhaalden. De cadeautjes lukken, de lunch ook, als wel als de Corona’s. Klinkt als een vluggertje, maar ik was een uur of drie druk met praktisch niks: heerlijk. Dan zoek ik een ATM om de cashflow gaande te houden, besluit ik verder te fietsen naar het geinige verkeersbord dat ik eerder zag en keer terug in mijn hotel. Stay present.
Niet Hugo zit er deze keer, het is een andere jongen die ik gisteren ook al zag. Hij vraagt me hoe mijn tripje was, ik zeg van goed en vraag naar zijn dag. We kletsen wat en dan vertelt hij dat hij fotografeert, films maakt en daar graag zijn beroep van wil maken. Een goed idee, dat vind ik altijd een goed idee. Ik vraag of hij zijn werk al deelt. Dan is hij even stil. Nee. Want hij is nog niet goed genoeg, vindt hij zelf. Er zijn zoveel andere fotografen en filmmakers. Hij moet eerst meer ervaring opdoen. Blabla. Bla. Ik zeg dat niet, ik denk dat. En kijk zo, hoogstwaarschijnlijk, daar kan ik nou eenmaal weinig aan doen. Ik vraag hem hoe oud hij is. Negentien. Negen-tien. Ik haal adem, negeer mijn “oma-spreekt” stemmetje en zeg hem dat hij nu, ofwel over vijf minuten, zijn werk moet gaan delen met de wereld. Dat het eng is, dat weet ik, maar dat het moet. Vertel over het eerste verhaal dat ik ooit deelde en hoe ik dacht: wie hemelJansnaam zit hier op te wachten? Dat ik een column had op de radio en elke rit naar Hilversum, élke twee uur Azoveel, onafgebroken dacht: dít is de uitzending waarna de programmamakers gaan zeggen dat het eigenlijk één grote vergissing bleek, ik op de radio. Of dan minstens dat hun mailbox zou overlopen met de vraag waarom deze vrouw in Henksnaam op de radio moest. Het tegendeel bleek waar. De reacties qua radio waren prachtig, ik werd keer na keer teruggevraagd. De reacties op mijn andere verhalen zo mogelijk nog mooier. En toch, zo zei ik hem, en toch is er nog steeds, elke keer, zelfs nu, een klein stemmetje dat heel zachtjes fluistert: wie denk jij wel niet dat je bent? Met je verhalen. En het enige, echt het enige, verschil tussen droom en ambitie en echt op die plek komen waar woorden of beelden worden geloofd, gehoord, gezien en gekoesterd, is publicatie. Het delen. Hoe eng en nerve breaking en kwetsbaar het ook voelt. Het is de enige manier.
Dan vertel ik nog over het moment dat ik dat voor het eerst deed. Echt iets delen. “Man met hamer” heet het verhaal. Een moment dat ik beschreef waarop ik mijn moeder ineens miste. Het was een vreemde eend in de bijt tussen mijn vrolijke vakantieverhalen. Het was zo kwetsbaar dat ik liever naakt voor een volle concertzaal een liedje had gezongen- en ik kan niet zingen. Ik publiceerde het verhaal en dook onder. Ik durfde 48 uur lang niet naar de reacties te kijken. En toen ik eindelijk de moed bij elkaar had geschraapt, waren die stuk voor stuk mooier dan ik ooit had kunnen denken. Al die dingen vertel ik. Ik zie dat hij luistert. Ik voel dat ik het meen. “Put yourself out there, it is the only way to go” en hij lacht. “Take this advice from this old lady” lach ik terug. “You’re not old, you’re just older” en hij heeft gelijk. “Just take my advice. Or don’t. But I can see you have this urge to share your work. Do it. Or don’t. Do what feels right. And take this advice of someone that knows how scary it is and did it anyway. With lots and lots of beautiful experiences because of it. Or don’t. It’s your life.”
Dan parkeer ik mijn fiets en loop naar mijn kamer. Het is nog geen minuut lopen, maar daar is mama. Want ik was een beetje mama. Mama had de gave om de goede dingen te zeggen op de goede momenten. Ze had overigens ook absoluut de gave om tegen mij de verkeerde dingen te zeggen op totaal verkeerde momenten, zoals moeders dat kunnen. Mama had een open hart. Ze verwelkomde mensen zoals maar weinigen dat doen. De mensen die ze kende, maar ook zeker de mensen die ze niet kende. Mijn vriendinnen waren dol op haar omdat ze vragen stelde die niet veel andere volwassenen stelden, maar ook nog een slimme antwoorden gaf. Omdat ze oprechte interesse had, omdat ze liefde en genegenheid kon opbrengen voor iedereen, welk verhaal er ook schuilging. En vooral: ze had altijd iets wijs te zeggen. Recht uit haar hart.
Nu wil ik niet per se pretenderen dat ik iets wijs zei tegen deze negentienjarige fotograaf-in-spe. Maar recht uit mijn hart kwam het wel. En daarom was mama er, denk ik. Omdat ik veel te lang en veel te veel niet in contact was met daar waar mijn hart bodem vindt. En nu even wel. Ik nam “the courtesy”. Sprak me uit, oprecht. Uit mijn hart. Aan iemand die luisterde. En er misschien iets mee doet. Misschien ook wel niet. Want het is nogal wat.
Ik hoop het. Dat hij de moed vindt te publiceren zoals ik dat ooit vond. Dat wie dan ook die dit leest en twijfelt, de stap neemt. Recht uit het hart. Altijd. En dat ik de moed blijf vinden, mijn hart blijf horen, en een beetje meer als mijn moeder durf te zijn. Zodat zij er iets vaker is. Vanaf nu.