Het is 22 maart 2020. En dag zeven van oplopende spanning bij mensen die vinden dat andere mensen thuis moeten blijven. Boosheid en verontwaardiging. Ik zei gister nog tegen iemand: boos zijn is niet constructief. Het is gif drinken en dan willen dat de ander doodgaat. Deze situatie is een uitzondering, het is zien dat anderen gif drinken en hopen dat je zelf niet doodgaat.
Blijf bij andere mensen uit de buurt.
En houd elkaar vast. Vooral de kinderen. U mag best weten: het moeilijkst van alle moeilijke dingen vind ik de kinderen in de benen houden. Met name omdat mijn hoofd en hart in overdrive zijn. Niet constant, maar in sommige uren wel. Ik weet dat dit beter gaat worden, dat ik wel land in de nieuwe realiteit, maar ik was graag wat meer emotioneel beschikbaar geweest. De meisjes doen het hoe dan ook geweldig, al weet ik soms niet zeker of ze zich niet simpelweg groot aan het houden zijn.
In ons vorige leven fietste ik elke dag langs dit beeld van het reuzenkind, bedoeld als hoopgevend voor de mensen die het protonentherapiecentrum van het UMCG bezoeken. Want daar wil niemand liever heen, dan kun je echt alle steun gebruiken. Het symboliseert de bergen werk die door de mens worden verzet in technologie en wetenschap. Vandaag zag ik het na dagen weer staan toen ik naar mijn kantoor wandelde voor essentiële dingen als post enzo- in m’n eentje en niet in de buurt van de zeven mensen die ik tegenkwam. En het reuzenkind van glas lokte mijn tranen. Als ouders zijn we bergen aan het verzetten. Ik voel me klein, maar moet groot zijn. Ik ben verdrietig, maar word geacht te lachen. Alle tijd is ineens fluïde en er hoort zorg op gezette tijden. Ik wil troosten maar kan ook wel wat troost gebruiken. Probeer de moed er in te houden terwijl het soms doodstil in mijn schoenen lijkt gezonken. Ik wil kietelen, lachen, spelletjes, kletsen, snappen wat er gebeurt en wat er gaat gebeuren zodat ik het fatsoenlijk kan uitleggen en het zelf ook nog geloof.
Niets van dat al, dacht ik vanmiddag bij het reuzenkind. Dus wat dan wel? Accepteren dat we allemaal even reuzenkinderen zijn, voor nu. Breekbaar als glas, tegelijkertijd sterk en krachtig. Daar en toen herinnerde ik me ook hoe belangrijk het is om alles er te laten zijn. Ook bovenstaande niet zulke opbeurende gevoelens en gedachten. Niet oneindig als het even kan. En een beetje in gezelschap van relativering en ratio. Maar toch. Mijn huilen helpt me. Mijn denken helpt me. Ook al is het niet mindfuloptimistisch. En niet te vaak en niet te veel. Leuk is het niet, maar echt is het wel. Bovendien zijn er ook een hoop zorgen weggevallen. Waarvan velen voor altijd. Het reuzenkind blijft namelijk wel staan. Dit is eigenlijk wat we altijd al deden, maar dan een beetje meer. Laten we vooral nog vaker zegeningen tellen, als dat nodig is.
Het was dag zeven alweer. Nog maar. Dag zeven en er werd een NL-alert verstuurd ter afstand houden. Het was dag zeven en ik wil toch ook even vertellen dat de plant die ik in december kreeg nog steeds leeft, de mensen die ik ken, kennen de uitzonderlijke prestatie. Het was dag zeven en mijn wasmand groeit in plaats van slinkend, want: morgen weer een dag. Het was dag zeven en de ziekenhuizen raakten voller. Het was dag zeven nog maar en veel zorg is al gestopt. Het was dag zeven, er was geen toespraak op tv. Het was dag zeven, dag zeven viel wel mee.
P.S. Het kunstwerk heet Aden en is gemaakt door Herman Lamers.