Vakantie Jordanië? Echt doen. (deel 4/4)

De ochtend van vertrek uit Kempinski was druk. Er waren nog vier zwembaden waar we niet in hadden gezwommen. En er moest natuurlijk uitgebreid ontbeten worden. In tegenstelling tot de eerdere hotels, waren er in Kempinski veel ‘local’ gasten. We zaten tegenover een grote ronde tafel waar vijf Jordaanse meisjes aanschoven. Twee waren helemaal bedekt. Burka style. De andere drie droegen alleen een hoofddoek. Ze dronken koffie en liepen om de beurt naar het cereal station voor yoghurt met fruit. Na het ontbijt haalden ze allemaal een iPad (2) uit hun Pradatas. Omdat ik niets verstond, mijn Arabisch is toch wat beperkt, kon ik niet goed inschatten waar de geanimeerde gesprekken over gingen. Zo van een afstandje had het een hoog zakenvrouwen gehalte. En ik schaam me er eigenlijk voor dat ik me er toch een beetje over verwonderde. Kennelijk is mijn open mind ook niet geheel vooroordeel-vrij.

Na het ontbijt was het zwemspullen aan en gaan. Twee roze zwemvleugeltjes spetterden de hele ochtend in het perfect-op-temperatuur-water van de vier overgebleven zwembaden. Zelfs de Dode Zee werd verkend. Tot aan de knietjes. Daar stond ze. Anderhalf jaar. Als versteend te kijken naar zoveel water en hardop lachend om mama met haar Dode Zee moddergezicht. Tot ze in haar oogjes wreef. Toen was het feestje voorbij.

Een beetje weemoedig belden we later de receptie. Of Achmed 1, 2 of 3 ons wilde komen halen om uit te checken. Wij wilden helemaal niet uitchecken, maar na ruim beraad hadden we besloten dat, hoe verleidelijk ook, de rest van de week Kempinski geen optie was. En dat lag dan weer aan de grote pinpascrisis. Maar daar gingen we ons niet druk om maken. Wat dan, was de grote vraag. Er stonden nog een boel dingen op ons lijstje. Woestijn, kameel, Amman, mozaïek, hamam. We hielden nog een tijdje vol dat we dat echt nog wilden doen. De realiteit was echter dat we een beetje lui waren geworden. Zo’n bedje aan het zwembad en die uberblije zwemvleugeltjes, dat hakte er best in na een jaar hard werken. ‘Gaan we nog een keer terug?’ ‘Ja, dat doen we.’ ‘Mooi. Dan blijven we voor nu even lui.’

En zo reden we terug naar Aqaba. Met nog een beetje extra aandacht voor het prachtige landschap. Naar een nieuw resort met ook best veel sterren. Daar luierden we de rest van de vakantie ongestoord onder de felle zon.

De terugreis verliep wat minder lui. Eerst dacht ik dat ik een zonnesteek had opgelopen toen ik de avond voor vertrek wat rillerig was. Al snel constateerde ik zelf ‘gewoon’ hevige koorts en iets longontstekingachtigs. Ik had meer koorts dan dat het warm was en er was niet tegen te airconditionen. De volgende dag was vroeg richting vliegveld. Rillend en zwetend (ook ijlend, zo hoorde ik later) zat ik in de taxi. Als we maar ingecheckt zouden zijn, dan zou het vast beter gaan.

Eerst een security check. Waar mijn man door de metaaldetector ging en onze tassen door de röntgen, moesten Emily en ik een apart hokje in. Voor vrouwen. Het was er donker, er stond een bank en een mini-televisie. Een kleine, vriendelijke vrouw gebaarde mijn armen opzij. Ze fouilleerde snel en geroutineerd. Emily vond het eng. Ik stiekem ook wel een beetje. Het was zo’n hokje waar je in de film niet snel meer uit komt. Wij gelukkig wel.

De manager van het vliegveld hielp ons met de rest van de procedure. Paspoortcontrole, inchecken, belasting. Belasting. ‘So now you pay sixty dinar to that lady.’ Daar verdween mijn koortsmist uit mijn hoofd. Wij wisten dat niet. En de passagiers om ons heen ook niet. Bovenal: wij hadden geen sixty. Wij hadden thirty. En Euro’s. En Dollars. En een acht niet werkende pinpassen. En één soms werkende credit card. Wij hadden een probleem.

‘No taxes, no travel.’ De manager zei het vriendelijk, maar beslist. ‘I need an ATM’ zei ik. ‘No ATM. I can change for you.’ Ik riep naar mijn man, die om onduidelijke redenen juist nu naar de toiletten zocht, dat hij zijn portomonnee leeg moest maken. Ik deed hetzelfde. Emily zette dramatisch gejengel in waar ik voor het eerst ooit blij mee was. De beveiligingsmannen probeerden haar te sussen. Dat was goed nieuws.

We kwamen vijftien Euro tekort. Ik had een idee. ‘Er stonden Nederlanders naast ons net, zoek ze!’ Ik gebaarde er wild bij. Emily’s gehuil zwol aan. Het was echt net een film.

Het werd nog filmischer toen bleek dat onze Nederlandse vrienden net aan de beurt waren voor hun laatste paspoortcontrole. Ik zag mijn man driftig praten en naar ons wijzen. Koortsige vrouw, meer huilend dan lachend met rood aangelopen kind in buggy. Twee beveiligers en een vliegveldmanager er omheen.
Ik zag de jongen zijn portomonnee pakken. Ik lachte vriendelijk. En hoorde in gedachten zo’n vriendelijk strijkkoormuziekje aanzwellen.

Met de vijftien Euro van deze aardige Nederlanders was ons valutapakketje compleet. De vliegveldmanager, hij zei toen dat het heel veel vaak gebeurde dat mensen het niet weten, ging voor ons wisselen. Even later hadden we sixty. We mochten vliegen. De volgende ochtend vond mijn man trouwens dertig dinar in zijn broekzak. Daar had hij niet gezocht.

In het vliegtuig stortte ik volledig in. De vrouw die naast me kwam zitten raakte in een lastig gesprek met haar zoon. Ze zaten niet naast elkaar en dat was wel zo beloofd. De jongen van een jaar of elf zat verdrietig in zijn stoel. ‘Ik ga daar wel zitten’ zei ik tegen de moeder. ‘Maar je dochter dan?’ ‘Die zit bij papa op schoot, dat gaat prima.’ De jongen was blij. Hij bleek autistisch te zijn en kon niet zo goed tegen onverwachte veranderingen. Hij had gezwommen met dolfijnen in Israel. Hij tekende met Emily. Ik droomde vier uur lang koortsachtig over dolfijnen, belastingen en hokjes waar ik niet meer uitkwam. Het was geen feestje, deze terugreis.

De vakantie echter, dat was wel een feestje. Daarom nog even dit:

Waarom Jordanië?
‘Waarom daarheen?’ werd me veel gevraagd als ik zei dat ik naar Jordanië ging. Het antwoord was dat het me mooi leek. Een paar jaar eerder stond ik bij de Dode Zee aan de Israël kant en werd er gewezen naar de overkant. Jordanië. ‘Dat is ook echt prachtig. Ga een keer.’

Bij het oriënteren op een zomervakantie, kwam het aantal keer voorbij. Net als eilandhoppen in Griekenland (maar al een keer gedaan), chillen in Portugal (niets mis mee) en kamperen in Frankrijk (ik kampeer niet, maar mijn man probeert het ieder jaar weer). Jordanië kwam steeds weer terug als meest inspirerende optie. Verschillende verhalen bevestigden dat het heel veilig was, erg gastvrij en veel te mooi om niet gezien te hebben. Dus we gingen.

Reisopties
Er zijn verschillende organisaties die rondreizen aanbieden. Bijvoorbeeld Koning Aap of Expeditie Kroost en Co (gespecialiseerd in reizen met kinderen). Soms in groepsverband, soms individueel (al dan niet in combinatie met een privé chauffeur).

Wij hebben de reis uiteindelijk zelf geregeld. Een los ticket via Arke Fly en hotels via Booking.com. De eerste overnachtingen hadden we al geboekt, maar ter plaatse is het heel makkelijk om overnachtingen te regelen via internet. De huurauto ook via internet, maar die maatschappij raad ik niet per se aan ;). Dat we het zelf regelden was omdat het ons wat meer vrijheid bood om ons eigen programma samen te stellen en te wijzigen waar nodig.

Hoe lang?
Het was onze eerste vakantie met Emily en we wisten niet hoe ze zou reageren op het vliegen, de temperatuur en niet thuis zijn. De Arke Fly vluchten gaan alleen op zaterdag, dus het was of 1 week of 2 week. We kozen om bovenstaande voor een week. Achteraf bleek dit veel te kort. Emily deed het fantastisch en er was nog genoeg te zien en te doen. Ik zou dus aanraden om twee week of langer te gaan :).

En met een kind?
Ja. Met een kind. Zeker. Jordanië is heel erg gastvrij, veilig en ze zijn dol op kinderen. Emily trok veel aandacht met haar blonde koppie. ‘Waarom heeft dat kindje geel haar?’ vroeg een Arabische tweejarige aan zijn vader :).
Het was warm, maar Emily leek daar weinig last van te hebben. Dit is natuurlijk per kind verschillend. Vanzelfsprekend is het heel belangrijk om constant te smeren, zonnehoedjes te gebruiken en veel te laten drinken. Emily had voor Jordanië geen inentingen nodig (wij trouwens ook niet).

Qua eten hebben we ‘op safe’ gespeeld en zelf alles meegenomen voor haar. Gewoon kant en klaar maaltijden, van die fruitsmoothies en tussendoorreepjes. In elk restaurant waar we zijn geweest, warmden ze met liefde de maaltijd op in de magnetron. Denk er wel aan dat er geen varkensvlees in zit, of kies alles zonder vlees. We hebben zelf overigens alles gegeten en dat ging prima.

Maar dan moet je toch een hoofddoek op?
Nou, nee. Dat hoeft niet. Maar een beetje bedekt over straat, dat is wel zo respectvol. Er gebeurt niet zoveel als je wat bloter gekleed bent (vooral in Aqaba waar veel toeristen dat toch doen), maar het is niet echt de bedoeling. Ik zorgde er voor dat mijn armen en benen bedekt waren. Korte mouwen had ik wel als we onderweg waren, maar dan had ik een sjaal bij me voor de tussenstops.
In de besloten resorts werd er wel gezwommen in badpak (geen bikini). Ik liet mijn eigen zwemoutfit afhangen van wat er voor de rest rondzwom.

Echt doen dus?
Ja. Ik zou het doen. Het is een prachtig land. Ik zou niet weten waarom niet. Het moet je wel trekken, natuurlijk. En dat geldt niet voor iedereen. Maar als je nieuwsgierig bent, dan zeker gaan. En als je nog twijfelt, dan mail je maar. :)

Vakantie Jordanië deel 3: I wish I had my shoes on.

‘In 100 meters, turn left.’ Mijn man rijdt rechtdoor. ‘In 50 meters, turn left.’ Weer rechtdoor. ‘Ehm. Waarom negeren we de navigatiemevrouw? Of eigenlijk, waarom negeer jij de navigatiemevrouw?’ ‘Voor mijn gevoel moeten we de andere kant op.’ Ok. Dit wordt weer zo’n tomtomdiscussie. ‘Voor jouw gevoel was het ook maar een uur naar de Dode Zee. Volgens de rest van de wereld 3 uur.’ Mijn man heeft een bijna feilloos oriëntatievermogen. Zijn ingebouwde kompas laat hem vrijwel nooit in de steek. Behalve, gek genoeg, als hij tegen de navigatie gaat eigenwijzen. Het zorgde er al eens voor dat we te laat kwamen op een bruiloft, maar dat is een verboden onderwerp. ‘Even voor mijn beeld he’ zet ik de boel op scherp. ‘We betalen bijna 10 euro per dag voor deze navigatiemevrouw, toch?’ ‘Klopt.’ ‘Op jouw verzoek, he? ‘Klopt ook.’ Ik ben even stil. ‘Ik stel voor dat we de weg even vragen.’ ‘Hoeft niet’ is het korte antwoord. ‘Hoeft wel. Bruiloft.’ De auto wordt nogal dramatisch tot stilstand gebracht op de parkeerplaats van een restaurantje.

Tien minuten later rijden we op de goede weg, richting Amman. Estimated Time of Arrival Dode Zee: 19 uur. Het is hier vroeg donker, we maken wat vaart. We rijden door indrukwekkende woestijnlandschappen. Kleine wervelwindjes blazen zand rond. Dan gaan we vals plat omhoog. Met vol gas minderen we vaart. Vrachtwagens kruipen in slakkengang omhoog. Het berglandschap is al even indrukwekkend. Af en toe passeren we een verlaten check point.

In een dorpje stoppen we voor een meloen en wat tomaten voor Emily. Weer worden we door iedereen welkom geheten. Het is een enthousiast volk. Vanuit auto’s worden we betoeterd en bezwaaid.

De miscalculatie en de tomtomdiscussie liggen ver achter ons als we links de Dode Zee zien verschijnen. De rotsige kustlijn is wit uitgeslagen van het zout. ‘Hoe heet het hotel’ vraagt mijn man. ‘Oh ja, goed punt.’ Ik graaf in het dashboardkastje naar de boekingsbevestigingen. Uiteindelijk vind ik de goede. ‘Kempinski‘ zeg ik. We hadden het een paar week geleden geboekt. Ik vond het eigenlijk te duur, maar de rest van de overnachtingen was vrij budget, dus liet ik me over halen. Ik kon me niet goed meer herinneren wat voor een hotel het was. Behalve dus duur, maar dat waren ze eigenlijk allemaal aan de Dode Zee. We vonden wel dat we twee nachtjes luxe verdiend hadden. En dat was dat.

‘Ah hier is het al.’ Mijn man stuurt de auto abrupt naar links. We rijden de steile weg af naar beneden en worden staande gehouden door de portier. Hij vraagt om de boeking. En hij wil onze auto checken. Met een spiegel op een stokje en/of een metaaldetector loopt hij om de auto. We mogen doorrijden. Achter het imposante hek doemt een enorm complex op. Lichtbeige gebouwen tussen zorgvuldig onderhouden bomen. Veel groen, veel water. We rijden op aanwijzingen van het personeel in wit-met-kakikleurige gewaden naar de hoofdingang. Het schemert al. We parkeren voor de deur. Voor we iets tegen elkaar kunnen zeggen, wordt mijn deur geopend door een vriendelijke en niet onaantrekkelijke, ik mag dat best zeggen, Achmed. ‘Welcome madam.’ Shitshitshit. Ik kijk om me heen. De hoofdingang doet paleisachtig aan. Er staat beveiliging. Er staan auto’s waar ik met gemak een huis van kan kopen. De zandvlekken in mijn legging kleuren heel goed bij de outfit van Achmed. ‘Thank you. One minute, I don’t have shoes on’ leg ik Achmed uit. ‘We have slippers for you madam.’ Kennelijk zie ik eruit alsof ik überhaupt geen schoenen heb. ‘Well, I do have shoes. They’re just not on right now.’
Mijn man wordt ook uit de auto gelaten en maakt op verzoek de kofferbak open. Achmed 2 & 3 laden de bagage uit. Dit gaat een beetje snel allemaal. Mijn schoenen zitten onderin mijn tas. Ik word nerveus van de drie man personeel zoemend om de auto. Ik stap maar gewoon uit.
‘Valet parking’ fluister ik over de auto heen naar mijn man. ‘We moeten even alle spullen meenemen.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Ze gaan de auto parkeren.’ Op de achterbank zit een smoezelige Emily met stickertjes in haar haar. Op de grond liggen een meloen en drie tomaten. Ik stop ze snel in een leeg plastic zakje. Vliegensvlug rapen we wat spullen bij elkaar. Ze worden allemaal overgenomen door Achmed 1, 2 en 3. Mijn man ruilt zijn autosleutel in voor een valet card en we worden naar de ingang geleid. Ik vervloek de zesduizend zandkorreltjes, mijn rare haar en mijn afbladderende roze nagellak. Maar vooral het feit dat ik geen schoenen draag.

De beveiligingsachmed vraagt hoe onze reis was. ‘Messy’ antwoord ik, meer verwijzend naar onze staat van zijn dan onze reis. We zien er waarschijnlijk uit alsof we in één ruk uit Holland zijn komen rijden. Ik lach maar heel vriendelijk steeds. Hopelijk zonder dat er ergens een verdwaald stukje lunch tussen mijn tanden zit. Ik besluit mijn zonnebril maar niet af te zetten. Daar kan het alleen maar slechter van worden.

Onze tassen worden geopend en we gaan door een metaaldetector. Ik vind de beveiliging wat pittig en vraag me af waarom. Op dat moment wandelt een oliesjeik, dat kan niet anders, vergezeld van vier beveiligers, gewapend, naar een Mercedes waar ik denk ik wel twee huizen van kan kopen.

Emily is er ondertussen vandoor. Even de beentjes strekken op de marmeren vloer moet ze gedacht hebben. Nou, dat kan. De lobby is gigantisch. En heel erg luxe.

We krijgen heerlijk ruikende warme doekjes aangereikt van een dienblad om ons op te frissen. Het lijkt me niet de bedoeling om er ook je oksels mee te doen, maar ik vind de verleiding groot. Terwijl mijn man meters maakt achter Emily aan, snel ik me naar de balie. Ik krijg een welkomstdrankje. Grapefruitsap of lemon juice. Ik ben wel toe aan Tequila inmiddels, maar grijp het sapje dankbaar aan.

Goed, even koppie erbij. Paspoorten. Die heb ik in zo’n vakje in mijn tas. Toch? Ja. Oh nee. Ze zijn niet in zo’n vakje. ‘Sorry, sorry, bit chaotic.’ Ik lach er maar een beetje dom bij. Mijn tas uitpakken op de balie is absoluut geen optie. Luiers, vieze luiers (geen prullenbak onderweg), tampons, een bruine banaan (vergeten), een half opgegeten biologische mueslireep (ook vergeten), zes lipglosses (en geen één op!) en twee zanderige gympen. Ik moet er net zo lang doorheen graven tot ik de paspoorten heb. Ik overhandig ze aan de geduldig wachtende balieachmed. Hij wil ook mijn credit card. Voor een autorisatie. Dat mag. Ik graaf weer door de zooi en vind de kaart. De bankproblemen van de afgelopen dagen in combinatie met het astronomisch hoge bedrag dat hij wil autoriseren (de kamerprijs plus keer drie, ik zeg u: vrij pittig), maakt dat ik wat nerveuzig op mijn blote voetjes dans. Gelukkig gaat het goed. Hij kijkt zelf ook een beetje verbaasd. Ik neem het hem niet kwalijk.

We krijgen een kaart mee van het resort. Er zijn vier restaurants waarvan het Italiaanse nu nog open. Er zijn vijf zwembaden en een babybad. Ontbijtbuffet is bij de Obelisk. Er is een kidsclub ‘to babysit Emily. Though she might need two.’ Ik krijg het allemaal maar half mee en hoop dat mijn man en zijn bijna feilloze navigatievermogen beter opletten. Emily speelt inmiddels met de kameel die ze van de baliemeneer kreeg.

Als we naar buiten lopen, blijken we naar onze kamer (of suite zoals ze het steeds noemen) te worden gebracht met een soort golfkarretje. ‘If you need to go somewhere, just dial zero. We will come to pick you up. It’s pretty big here.’ Het is inderdaad pretty big. Het ritje lobby-kamersuite duurt ruim tien minuten. We kijken onze ogen uit. Waar zijn we in godsnaam beland. We zijn geen mietjes als het gaat om luxe. Vijf sterren is niet voor het eerst. Maar dit is heel overweldigend. Helemaal na het, verder prima, vergane glorie hotel van de nacht ervoor.

Sweet suite
Bij de kamersuite aangekomen, doet de golfkarachmed de deur voor ons open. Er verschijnt een suite, inderdaad. Een zitgedeelte. Een kingkingsizebed (daar is vast een beter woord voor). Een inloopkast. Een badkamer met twee wasbakken, stortdouche, bad, toilet en bidet. Voor Emily een puntgaaf, kwijlvlekvrij bedje met Winnie the Pooh beddengoed. Er staat klassieke muziek op. De suite is voorgekoeld. Er zijn zoete lekkernijen en een goed gevulde minibar ‘free of charge’. Kersje op de taart is de ruime veranda en directe toegang naar het zwembad. Het zwembad op babyfoonafstand, that is.

We proberen niet te laten merken hoe idioot we het vinden, we staan er al zo gekleurd op. Mijn man geeft onze chauffeur een flinke fooi. Als de deur achter hem dichtvalt, staan we beduusd naar elkaar te kijken. Emily kruipt in de kast en doet schaterlachend de de deur dicht en open. ‘Wat is dit? Mijn god.’ ‘Ja. Zeg dat.’ Op een kaartje op mijn nachtkastje lees ik de kledingvoorschriften. ‘Footwear’ is ten alle tijde verplicht. Check.

Ik dank mijn heldere moment vlak voor vertrek toen ik nog snel een ‘leuk jurkje’ in mijn koffer propte. Je weet maar nooit, dacht ik. Ik had verder alleen wijdvallende shirts, leggings en een te grote linnenbroek ingepakt.
We doen snel een rondje opfrissen en omkleden. We moeten haasten voor het Italiaanse restaurant. We eten in pure luxe, aan het zwembad, met uitzicht op Israël. Emily danst de sterren van de hemel op de swingende liedjes van de tweekoppige liveformatie. We drinken cocktails. We snappen er niks van.

Als de kleine showsteler ligt te slapen (niet in de kast zoals ze eigenlijk wilde), gaat mijn man nog even zwemmen. ‘Als je uit het water komt, komen ze je een handdoek brengen.’ We drinken wat minibarbier en slapen de intensieve dag van ons af in kingking.

Your glasses, please
De volgende ochtend zijn we vroeg wakker. We drinken koffie op de veranda terwijl Emily haar kameel rondleidt. Daarna is het tijd voor het ontbijtbuffet. Al net zo idioot als de rest. Champagne, vers fruit, keuze uit vijftig verschillende broodjes, een ‘cereal station’ dat twee meter beslaat. Met keuze uit vier verschillende soorten melk. Gerookte zalm, honing direct van een honingraat. Met een geweldig uitzicht. Ook nog.

Er zit nog maar één ding op de rest van de dag: alle zwembaden uittesten en ultiem relaxen. Ik zie dat bikini’s hier ‘mogen’. Het voelt echter een beetje vreemd, zo tussen de volledig geklede dames, dus ik besluit een hemdje aan te houden als ik het zwembad instap dat optisch overloopt in de Dode Zee. Als ik het water weer uitkom, staat er inderdaad iemand klaar met een handdoek. Er zijn flesjes gekoeld mineraalwater klaargezet. Emily durft voor het eerst ook helemaal het het zwembad in. We zijn nu kiddypoolliggers geworden. Ze vermaakt zich opperbest. Gedurende de ochtend worden we voorzien van cocktails, weer van die heerlijk ruikende doekjes, maar nu met ijs. Er worden schijfjes komkommer uitgedeeld als verfrissing. Toppunt is de jongen die mijn man vraagt om zijn ‘glasses’. Hij bedoelde niet de lege glazen. Hij bedoelde zijn zonnebril. Die wordt zorgvuldig voor hem schoongemaakt. We krijgen de slappe lach. Je kont afvegen. Dat is het enige dat je hier zelf doet.

Twee nachten verblijven we in de onbeschrijfelijke luxe van Kempinski. We tanken alle drie bij van de pittige eerste dagen. Van het pittige afgelopen jaar. We smeren ons in met Dode Zeemodder en dobberen het vervolgens van ons af. We bruinen ons aan de Midden-Oostenzon.

Maar ook aan de Kempinskidroom komt een eind. Voor de laatste nachten hebben we nog geen hotel geboekt. We willen eigenlijk nog naar Amman en de Wadi Rum woestijn bezoeken. Maar eigenlijk willen we vooral niet weg. Kempinskiluxe. Het is verslavend. Toch moeten we er aan geloven: een plan voor de laatste dagen Jordanië.

Kempinski Ishtar Dead Sea