‘Donkey ride, madam?’ ‘No thanks, we will walk.’ We lopen door het mulle zand, vol met stenen. Ik sleep een buggy achter me aan, terwijl Emily op mijn mans nek ‘Paat, paat’ gilt naar de ezels en kamelen. Ik denk even terug aan vroegere vakanties. Het twee week zonnen in een goedkoop Turks resort. Dat ik ’s ochtends opstond, een douche nam, me zorgvuldig opmaakte, een kwartier deed over het uitzoeken van mijn bikini, alle tijd nam voor het fohnen van mijn haar om vervolgens bij het zwembad neer te strijken en een cocktail te bestellen. Ik kwam niet van mijn plek, alleen om even af te koelen in het blauwe water. Wel zonder haar of hoofd nat te maken, natuurlijk.
Nu ploeter ik op gympen door een woestijnachtig landschap. Op mijn grijze legging zitten gele zandvlekken van Emily’s schoentjes. Op mijn rok trouwens ook, maar de paarse viltstiftstrepen trekken meer aandacht. Het beetje mascara dat ik die ochtend had opgedaan zit vooral onder mijn ogen door het vele zweten. Mijn rug is kletsnat. Het is een wereld van verschil. Maar met liefde. We wandelen door Petra. Één van de wereldwonderen. Een stad uit steen.
De reis van Aqaba naar Petra verliep vlekkeloos. Onderweg zwaaiden mensen enthousiast. We stopten twee keer om Emily te verschonen en wat te drinken. De tweede stop was bij ‘the third view of the world’. Het was inderdaad adembenemend. Toen we een foto wilden nemen, werden we door de baas uitgenodigd voor een kopje thee. Hij zat in zijn winkeltje, op een bank en droeg een jongen op de thee te halen. Emily was onder de indruk van zijn Arabische dracht. Een wit gewaad, een soort hoofddoek. Hij zat er bij als een Arabische koning. We dronken thee en kletsten wat. Hij vertelde dat het toerisme zo terug was gelopen. Vooral door de toestanden in de omringende landen. ‘Everything is safe here. I don’t understand. They think it’s all the same.’ ‘One pot wet’ binnenpret ik. ‘Well, it’s not.’
Na twintig minuten vervolgen we de roadtrip. Een klein uurtje later zijn we in Petra. Het hotel vinden we snel. Drie sterren, vergane glorie. Ik hou er wel van. Ik vermoed dat het ooit een goedlopend zakenhotel was. Er is een imposante lobby, maar er zit niemand. Er staat een metaaldetector tegenover een draaideur met geblindeerde glazen. Het hangt scheef en is buiten werking. Het meisje bij de receptie bergt snel haar Blackberry op. Ze heet ons most welcome en geeft ons de sleutel. De tassen worden naar onze kamer gebracht. Het is wat kleiner dan verwacht, maar goed te doen. We installeren Emily’s bedje en gaan een wandelingetje maken. Op zoek naar een restaurantje en misschien, als we geluk hebben, een biertje.
Dat biertje komt er. Een Irish pub achtig kroegje verkondigt groots de verkoop van allerhande bieren. Alcohol is schaars in Jordanie. Alleen grote (lees: dure) restaurants en hotels krijgen een vergunning. En in de supermarkt hebben we het helemaal nog niet kunnen ontdekken. Dit schimmige kroegje hoort bij het Petra Palace hotel met een onbekend aantal sterren, maar zeker tien vlaggen aan de voorgevel. Het is klein en donker en we zijn de enige gasten. Het voelt een beetje stiekem als we proosten met twee enorme glazen Amstel.
Later eten we bij ‘The Oriental’. Inderdaad Orientaals aangekleed, maar daar is op de menukaart niets van terug te zien. Ik vraag naar het allerlekkerste uit de keuken. We eten heerlijke lam en kofta. Emily krijgt haar Olvaritmaaltijd gloeiend heet uit de magnetron. De ober is dol op Emily. Dat zijn ze hier eigenlijk allemaal. Er komt geen man of vrouw voorbij die niet een klein lachje probeert te ontlokken met een spelletje of een ‘psssssst’. Emily giert het uit om de ober en zijn grappen.
We besluiten direct te gaan slapen als we terug zijn in het hotel en de wekker te zetten zodat we vroeg, als in voor het heetst van de dag, Petra kunnen bezoeken.
Stipt acht uur staan we bij de information centre. We hebben alleen geen cash en credit card doen ze niet aan. De dag ervoor hebben we gebeld met de bank. Het is een mysterie waarom we niet kunnen pinnen. Als tussenoplossing is er wat limiet verhoogd. We hebben maar besloten dat het goedkomt. Emily en ik blijven in de schaduw wachten. Ik klets met Abdullah over zijn twee kinderen. Ze schelen elf maanden. ‘Well, it happened. Just leave it at that.’ Ik krijg een kopje thee en Emily scharrelt wat rond. Na drie kwartier, kennelijk doet mijn credit card het ook niet overal, komt de man met het geld de berg over en kunnen we naar binnen. Kon prima met een buggy, aldus de information centreman.
‘Kon prima’ was wat optimistisch. Zand, stenen, rotsen, keien. Het is een uitdaging. Just leave it at that. Het is een eindje lopen naar de ingang. Imposante rotspartijen met daartussen een weggetje naar het eerste ‘ding’. Het is er koel en heerlijk stil. Er komen twee jongetjes aangelopen. Ik schat een jaar of 7 en 9. Ze verkopen ansichtkaarten. Een doosje voor 1 Dinar (1 euro). We bedanken. Ze beginnen wat grapjes te maken met Emily. Het kleinste jongetje geeft haar een kaartje. ‘A present for the baby.’ Ik bedank hem en zoek een stift in mijn tas. Ik vraag hem zijn naam en die van zijn vriend op te schrijven. Hij lacht en krabbelt fanatiek Arabisch in het paars. ‘Ephraim. That’s my name’ en hij wijst naar het linker zinnetje. Hij spreekt ook de naam van zijn vriend uit, maar dat is te Arabisch om te onthouden. ‘Wait, wait’ en hij pakt de buggy. ‘I push the baby.’ Vrolijk duwt hij de buggy. Hij vertelt dat hij ‘Bedouin’ is, maar wel naar school gaat. Trots demonstreert hij hoe goed hij kan tellen. Hij heeft nog twee zussen en drie broers. Ze gaan allemaal naar school. We wandelen drie kwartier en hij wijst steeds sculpturen in de rotsen aan die we volledig over het hoofd gezien zouden hebben. Als we bij de echte ingang komen, nemen ze afscheid. Ik geef hem wat kleingeld. Euro’s, want onze Dinars zijn nog niet gebroken. Hij vraagt nog of we een foto willen nemen met hem, zijn vriend en Emily. Dat willen we. Hand in hand lopen Ephraim en zijn vriend met moeilijke naam weg. Voor ons staat een gigantisch uit steen gehakt gebouw. Daarvoor twee kamelen. Emily stapt er dapper op af. We zijn erg onder de indruk. Nietig en klein zo naast een rots waar we wel 100 keer inpassen. Ik vraag me af hoe Emily zich dan wel niet moet voelen. ‘Hier is die Indiana Jonesfilm opgenomen’ roept mijn man enthousiast. ‘Is dat met Brad Pitt’ vraag ik. Ik krijg geen antwoord.
Drie uur slenteren we door het onbeschrijfelijk mooie Petra. Alles uit steen, het is zo moeilijk te bevatten. Als Emily wakker wordt uit haar zeldzame buggyslaapje, besluiten we terug te wandelen. Het is inmiddels na de middag en een stuk warmer. ‘Terugwandelen’ betekent een bikkeltocht van 1,5 uur. Mijn man neemt Emily op zijn nek en speelt kameel. Of ezel. De tientallen ritjes op paard, kameel en ezel slaan we af omwille van het gehoor van zowel de mensen als de dieren om ons heen. Emily vindt ‘paat’ leuk van een afstand. Niet als vervoersmiddel, zo weten we.
‘She already has a donkey ride’ roep ik naar de zoveelste ritjesverkoper, wijzend naar Emily die fanatiek op mijn mans hoofd drumt. ‘No, no!’ roept de verkoper streng. Even ben ik bang dat ik op mijn lazer krijg omdat ik mijn man beledigde. ‘He’s more like a camel.’ We lachen allemaal.
En zo liepen we daar. Met 40 graden en onder het zand. Enorm genietend van het moois dat we zagen. Dat opgemaakt luieren aan de Turkse kust was ook heerlijk, maar wat ben ik blij dat ik dit nu meemaak.
Nog een beetje blijer was ik toen we zonder uitdrogingsverschijnselen weer bij The Oriental aanschoven voor lunch. ‘We survived Petra.’ Mooie T-shirt tekst.
We vragen aan de ober hoe lang het rijden is naar de Dode Zee, onze volgende stop. ‘About 3,5 hours’ zegt hij. Ik verslik me in mijn sinas. ‘Jij zei een uur’ sis ik naar mijn man. Ik kan dat goed, sissen. ‘Ja. Het verbaast mij ook een beetje.’ Ik slik zo’n 10 andere sisjes in en vraag de rekening. ‘Laten we maar snel gaan dan.’ Ik vond het een goed idee. We slaan nog snel wat water, chips en fruit in. Geen tijd meer om ons op te frissen. Ik schop mijn schoenen uit, geef Emily en banaan en we zijn weer ‘en route’.
Dat met die schoenen, daar krijg ik later nog spijt van. En van dat niet opfrissen ook.