Ik ben een Goddeloze Vrouw. Of een Godenloze vrouw, zo je wil. Mijn ouders geloofden in niks en ik dus ook in niks. Of, nou ja: niks? Ze geloofden in van alles, alleen niet in een God van welke aard dan ook. En ik dus ook niet.
Er zijn echt wel momenten dat ik dat mis. In Groot Verlies en in Groot Verdriet heb ik wel eens gedacht dat het toch bevrijdend moest zijn om iemand anders verantwoordelijk te kunnen houden. En met een God heb je toch altijd onbeperkt toegang tot troost. Dat de dood vaak als bevrijding wordt beschreven, klonk bij tijd en wijlen ook best aantrekkelijk. En dat alles oneindig is: fijne feature van menig religie.
Ik ben een Goddeloze Vrouw en ik begrijp het ook niet zo goed. Religie. Omdat ik zelf het geloof niet ken, voel ik nooit wat het is om te geloven. Maar: mijn ouders leerden me dan misschien de Bijbel niet, ze leerden me wel tolerant en vrijdenkend te zijn. Ze leerden me te respecteren. En ze leerden me dat goed.
Dus let ik er bij mijn Joodse vrienden op dat ik het melkservies niet in de vleesafwasmachine zet. En maak ik kaashapjes in plaats van saucijzenbroodjes voor Ibrahim, het vriendje van mijn dochter. Dat zijn moeder mijn vriend geen hand geeft, is niet moeilijk om rekening mee te houden. Net als dat ik mijn handen op mijn schoot hield toen ik kennismaakte met een Omani in Dubai. En dat ik stil ben voor het eten bij mijn Christelijke kennissen. Of dat ik mijn schoenen uit doe bij de buren omdat ze gewoon zuinig zijn op hun vloer.
Het is allemaal zo ingewikkeld niet, denk ik dan. En het is al helemaal niet iets om bang van te worden.
Religie brengt geen conflict of geweld. Het zijn mensen die dat doen.
Bij deze Goddeloze Vrouw zijn alle Goden gewoon welkom.
Zoals ik leerde in mijn Goddeloze opvoeding.
Zolang ze maar een beetje aardig zijn, toch?