Gisteravond was ie daar ineens. Zonder waarschuwing. Al had ik hem wel aan kunnen zien komen. En ik had er wel een beetje rekening mee gehouden, maar een kleine aankondiging was leuk geweest.
Ik zit op het terras. Lees verder in Kluun. In het café wordt de ene klassieker na de ander ingezet door de Antilliaanse live zangeres. I will survive, daar eindigt ze mee.
Af en toe kijk ik op van mijn boek. Soms omdat er een auto luid toeterend voorbij komt. Dat kan hier zowel ‘je bent een lekker wijf’ als ‘pas op je krijgt geen voorrang’ als ‘pas op je krijgt wel voorrang’ als ‘check mijn coole auto’ en alles daar tussenin betekenen. Af en toe bekijk ik de mensen om me heen. Links naast mij twee Antilliaanse stelletjes. Ze hebben veel lol, de ‘dushi’s’ vliegen over tafel. Achter mij een stel stagiaires. Ze nemen de dag door, klagen over de afwezigheid van warm douchewater en proosten op de zon. Rechts naast mij een moeder met haar tienerdochter. De moeder gaat drinken bestellen bij de bar. Ze laat haar tasje op tafel liggen. Ik zie hoe haar dochter het tasje veilig onder haar stoel legt. De moeder drinkt een witte wijn, de dochter een cola met citroen.
Zonder dat ik het kan helpen schiet ik vol. Hoe vaak heb ik met mijn moeder op het terras gezeten? Ontelbaar. Waar hadden we het eigenlijk over? Jezus, waar hadden we het dan over?
Dus. Daar was ie. De man met de hamer kwam even buurten. Na een marathon van meer dan twee jaar, overlevend op het mantra ‘alles komt goed, ook als het niet goed komt’, besef ik me duizenden kilometers van huis dat sommige dingen niet goed komen. Mijn moeder is dood en dat blijft ze ook nog wel even.
De terrasmoeder kijkt onderzoekend naar me. Niet gek ook, ik zit in mijn eentje op een terras te huilen. Stom. Ik veeg mijn tranen weg en duik in mijn boek. Zogenaamd. Als alibi om te bedenken waar we het over hadden, mijn moeder en ik. Op het terras. Over nieuwe aankopen, herinner ik me. Over mijn werk, haar bedrijf. Alle ins en outs van alle zusjes, tantes en vrienden. Af en toe een beetje klagen over onze mannen. Mijn moeder was cool.
De terrasmoeder- en dochter naast mij staan op. Ze lopen bij hun tafel weg. De moeder wil rechtsaf. Haar dochter pakt haar bij de arm. ‘Nee mam, daar moeten we pas rechts.’ Ik moet er hard om lachen. Zo slecht als mijn richtingsgevoel is, dat van mijn moeder was nog slechter. Dus wist ik altijd de weg. En dat moet er precies hetzelfde hebben uitgezien als wat ik nu aanschouw.
Ik denk aan een berichtje dat mijn zusje vandaag stuurde. Ze was bij Emily geweest. ‘Volgens mij mist ze je wel, ze wil de hele tijd opgetild worden.’ Oei. ‘Maar ik heb gezegd dat de zon mama riep en daar ben je dichter bij de zon!’ De schat. Later zal ik wel eens uitleggen dat het mama was die de zon riep. Dat mama even moest bijkomen van die marathon. Deze man met de hamer was even nodig. Maar ik neem hem niet mee het vliegtuig in. Hij blijft mooi hier.
Met mijn ogen dicht luister ik naar het gedushi van mijn buren. Ik neem me voor om, als Emily ouder is, haar mee te nemen naar deze zon. Met z’n tweetjes. Dan bestel ik de drankjes en wijst zij de weg.